Het is half april 2021 als ik officieel start als activiteitenbegeleider in de zorg. Een compleet nieuwe wereld waarin ik blijmoedig mijn entree maakte zonder enige zorgsector-ervaring en met de verkeerde diploma’s. Ik wilde het roer omgooien en het was mij gelukt het wervingsteam van de dagbesteding te overtuigen van mijn geschiktheid als zorgmedewerker.
Nadat ook de HR-adviseur doordrongen was van het feit dat competenties die nieuwe diploma’s zijn en onder druk van de leidinggevende van de leidinggevende bereid was mij een contract te geven, begon ik eind april met inwerken. Niets stond niets mijn nieuwe carrière nog in de weg. Althans, dat dacht ik, want al na een paar weken was mijn overtuigde zelf getransformeerd een onzekere twijfelaar. Hoe meer ik leerde hoe duidelijker het werd dat ik niets wist.
Natuurlijk waren er dingen die ik goed deed. Ik had inderdaad gevoel voor de doelgroep en ik schrok niet terug voor het wegwerken van plasjes die in broeken of op de toiletvloer terecht waren gekomen in plaats van in de pot. Ik kreeg op tijd het eten op tafel en was degene die het webinar over afasie via de laptop op het grote beeldscherm kon toveren. Ik leerde rapporteren, presentielijsten bijhouden, wie er gebeld moet worden als de buschauffeur een andere route moest nemen en kon afleidingsmanoeuvres bedenken als cliënten vast kwamen te zitten in negatieve gedachtenspiralen. Maar toen meneer X bij mijn collega ging klagen over de waardeloze dag die ik hem had bezorgd omdat ik niet wist hoe ik hem klokje rond moest vermaken, zakte alles wat ik in die paar weken had opgebouwd als een plumpudding in elkaar. Dat meneer X niet goed in staat is om genuanceerd aan te geven wat hem dwarszit en waarschijnlijk gewoon zijn vrouw miste, deed niets af aan mijn gevoel van falen.
Toen daar een week later, op een andere locatie waar ik invaller was, een cliënte bijkwam die precies hard genoeg haar ongenoegen over mijn aanwezigheid begon te uiten – wie denkt ze wel dat ze is, de directrice? – op mijn vraag wie er nog wat te drinken wilde en ‘kijk nou wat een kapsoneswijf’ toen ik een van de andere cliënten hielp bij het sjoelen, begon ik serieus aan mijn missie te twijfelen. Hoe goed ik ook wist dat deze client niet vergeleken kon worden met cliënten die lichamelijke problemen hebben, de moed zonk mij toch in de schoenen. Deed ik het echt zo slecht? Was ik toch niet geschikt voor dit werk ook al riep mijn hele omgeving dat dit precies bij mij paste? Ik lag er van wakker in een periode waar ik op drie locaties moest invallen en bijna full time aan het werk was. Ik had dus een inzicht nodig en snel ook.